Buitenlandse honden zijn vaak erg roedelgericht. Ze hebben op straat of in een asiel vaak in een groep geleefd en ze kennen de hondentaal door en door. Om een goede verstandhouding met uw hond te kunnen hebben, is het belangrijk dat u iets van het gedrag en de “taal” van uw hond begrijpt. Wanneer mens en hond elkaar begrijpen en respecteren scheelt dat heel wat stress voor beide partijen.
Dominantie is een woord waar veel hondeneigenaren mee geconfronteerd worden. Of ze dat nu willen of niet. Er is altijd wel een buurman, bekende, vriend of “iemand met verstand van honden” die weet je weet te vertellen dat je een dominante hond hebt en dat het belangrijk is dat je hem de baas blijft of wordt. Maar inmiddels weten we meer.
Visie op het dominantiemodel
Het woord dominant houdt voor de meeste hondeneigenaren in dat de hond de baas van de roedel wil worden of het al is. Om dit te bereiken, zou de hond zich op zo’n manier gedragen dat hij hoger op de rangordeladder komt. Dit zou hij bijvoorbeeld kunnen doen door als eerste door de deur te gaan, door aan de riem te trekken, door te grommen als hij van de bank af moet of als er iemand bij zijn voerbak komt. Dit idee komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen.
We hebben het te danken aan onder andere de zooloog Schenkel en David Mech, een vooraanstaand bioloog die in de jaren ’70 onderzoek deed naar wolven. Hij observeerde wolven en concludeerde op basis van zijn observaties dat de status van de roedelleider, de alpha, binnen een roedel heel belangrijk was en dat veel wolven door middel van conflicten bezig waren om die status te verkrijgen. Omdat er toentertijd nog zonder twijfel vanuit gegaan werd dat je het gedrag van wolven één op één kon doortrekken op het gedrag van honden, gingen deskundigen en eigenaren er van uit dat het ook voor onze honden gold dat ze de hele dag bezig zijn met rangorde en hun best doen om hoger op de rangordeladder te komen.
De mens als ‘superroedelleider’
Zo moesten wij dus met onze honden omgaan: alsof het wolven waren die ondergeschikt waren aan ons, de superroedelleider. En om te zorgen dat we die superroedelleider bleven, moesten we regeren met harde hand. Wij gaven de richting aan en dus moesten wij als eerste de deur uit.
De regels om te voorkomen dat jouw hond de baas werd:
- Een hond die op de bank ging liggen, probeerde gelijk met ons te komen (of nog erger, probeerde hoger in rang te worden dan wij). Hij mocht dus nooit op de bank en als hij wel op de bank lag, moesten we hem stevig corrigeren zodat hij zijn plaats weer zou leren kennen. De hond mocht uiteraard NOOIT op hogere posities liggen en zeker niet op bed slapen.
- We mochten niet ’s avonds voor het slapengaan nog een knuffel aan de hond gaan brengen als hij netjes in zijn mand lag, want dan maakten we onszelf ondergeschikt. Was het immers niet zo dat alleen een mindere naar zijn meerdere ging? Dus nooit naar de hond toegaan, hem altijd bij je roepen!
- Eten deden we natuurlijk altijd als eerste, als echte superroedelleider. Pas daarna kreeg de hond.
- Als de hond het in zijn hoofd haalde om zijn voerbak te verdedigen, dan had je als eigenaar al echt een vet probleem: hij accepteerde jou dan helemaal niet meer als roedelleider en was je ‘de baas’. Ferme maatregelen waren dan nodig: iedere keer opnieuw zijn voerbak afpakken en hem stevig corrigeren als hij dat niet accepteerde, net zolang tot hij gedwee goedvond dat jij zijn voerbak afpakte.
- Elk initiatief van de hond om iets te doen met jou (spelen, knuffelen) moest je zo niet corrigeren dan toch op z’n minst negeren: een ware roedelleider wolf verwaardigd zich ook niet om in te gaan op het initiatief van zijn ondergeschikten. Het initiatief lag immers altijd bij hem? Als je al speelde met de hond, moest je je er dus van vergewissen dat JIJ het spel begon en zeker het spel ook eindigde. En je moest natuurlijk ook zorgen dat je ALTIJD won: de hond mocht een trekspelletje NOOIT winnen: hij zou er maar arrogant van worden en denken dat hij misschien iets over jou te zeggen had!
- Als je hond in de weg lag en niet opzij ging als jij er langs wilde, dan versperde hij je dus de weg: als je dat tolereerde waren echt de rapen gaar! Een ondergeschikte had ALTIJD aan de kant te gaan voor de roedelleider, en als hij dat niet deed was dat een teken dat hij geen respect voor je had. Je moest dus dwars door hem heen lopen, ook als je hem daar misschien pijn mee deed: eigen schuld dikke bult.
- Een hond die niet luisterde als je hem een commando gaf? Wat nou niet luisteren, hij HAD maar te luisteren. Dus AF is AF, en als hij het niet deed dan was hij ongehoorzaam en niet respectvol naar jou als leider! Een niet opgevolgd commando MOEST je dus afdwingen met correcties, want een ongehoorzame hond was een hond die bezig was jouw positie als roedelleider te betwisten. Corrigeren op z’n wolfs
Dat corrigeren, dat deden we natuurlijk ook op z’n wolfs. Niet slaan, want daar begrepen honden niks van, dat doen ze onder elkaar ook niet: slaan is iets voor katten. Nee, een stevige nekbeet nabootsen door middel van een ruk aan de slipketting: dat begrepen honden tenminste. Of anders toch wel met je hand over de snuit ‘bijten’, zoals honden onderling dat ook doen. Bij een ernstige overtredingen paste maar een middel: je dwong de hond op zijn rug, net zoals honden onderling zich alleen waarlijk overgeven als ze echt op hun rug gaan liggen.
Andere inzichten!
Als eerste wordt er binnen de wetenschap volop gediscussieerd over de vraag of je het gedrag van de wolf met alles wat daarbij hoort kunt vergelijken met dat van onze hedendaagse hond. Met andere woorden is het de vraag of onze honden in zijn totaliteit kunt vergelijken met wolven. Dit is een aparte discussie met diverse verschillende invalshoeken, maar de algemene teneur lijkt inmiddels wel te zijn dat je niet zomaar kunt stellen dat honden zich per definitie gelijk gedragen als wolven. Zo is het goed om nog even stil te staan bij het feit dat de honden die wij nu hebben, niet afstammen van de wolven die tegenwoordig geobserveerd worden. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat onze honden afstammen van wolven die nu niet meer in leven zijn. Het zou dus in theorie nog zo kunnen zijn dat het gedrag van de geobserveerde wolven anders is dan dat wat de voorouders van onze honden lieten zien. We zullen dat nooit zeker kunnen weten, want die voorouders zijn er niet meer!
Los van die veronderstellingen en discussie is er inmiddels ook veel kritiek op het onderzoek van David Mech. Onder andere van hemzelf nadat hij verder onderzoek had gedaan. Het onderzoek op basis waarvan de term alpha geintroduceerd is, is uitgevoerd onder een roedel wolven die geen familieband met elkaar hadden. Bovendien was er een beperkt gebied waarbinnen ze zich konden bewegen en was er sprake van voedselschaarste. Onnatuurlijke omstandigheden die een vertekend beeld gaven van wolven die veel met elkaar in conflict waren om hogerop te komen. Mech onderzocht later wolvenroedels die familie van elkaar waren en de vrijheid hadden om overal te gaan waar ze wilden. Er was voldoende voedsel aanwezig. Hij zag heel ander wolvengedrag!
Harmonie i.p.v. hiërarchie
Binnen deze “gezinnen” is weinig sprake van conflicten. Simpelweg omdat de jongeren de ouders respecteren omdat ze ouder zijn. Als er misverstanden zijn, worden die in de regel door duidelijke lichaamstaal uit de wereld geholpen. Gedrag is geritualiseerd, om zo weinig mogelijk schade aan te richten bij de roedelleden. Het is immers familie en vanwege het doorgeven van je genen is het onlogisch als je je familie schade toebrengt. Er is dus zeker wel sprake van een hiërarchie, maar niet op basis van conflict.
Wie waar staat in de hierarchie, is geen vaststaand gegeven! Twee dingen zijn belangrijk, namelijk de sociale band die er bestaat tussen de roedelleden en een eigendom. Binnen de wolven is geobserveerd dat de sociale band belangrijk is bij het al dan ontwijken van conflictsituaties. Hoe nauwer die band, hoe minder conflicten. Eigendom is in combinatie met leerervaringen ook belangrijk. Denk hierbij aan eigendommen als voer, speeltjes maar ook eigenaren of een bepaalde plek. Sommige honden vinden voer belangrijk, anderen hechten hier minder waarde aan en vinden hun speeltje het belangrijkste wat er bestaat. Dit eigendom vinden ze eventueel de moeite waard om hiervoor een conflict aan te gaan met iemand anders uit de roedel. Maar niet nadat ze een inschatting gemaakt hebben hoe groot de kans is dat ze het van een ander winnen in een dergelijk conflict. Dit gebeurt op basis van leerervaringen. Zo kan binnen een roedel van drie honden een hond beslissen dat hij zijn speeltje met agressie verdedigt als de ene hond erbij komt, maar als de andere in de buurt is hij het laat gaan. Omdat hij geleerd heeft dat het speeltje voor de ene wel belangrijk genoeg is om het conflict over aan te gaan en dat voor de andere hond niet het geval is.
Natuurlijk is er wel sprake van enige hiërarchie: de oudere dieren zijn letterlijk ‘ouder en wijzer’ en zij laten de jongeren zien hoe iets moet. Ze leren ze waar ze bang voor moeten zijn, waar ze op kunnen jagen, hoe ze moeten jagen, ze leren ze de sociale omgangsvormen.
Daar is spel voor bedoeld: jonge dieren spelen altijd met elkaar, en tijdens dat spel leren ze hoe hard en hoe zacht ze moeten zijn. Ze testen er hun vaardigheden mee en bekwamen zichzelf in bepaalde vaardigheden. Ook de ouderdieren spelen, maar dan vooral met de jongere dieren. Het bijzondere is dat ze daarbij precies weten hoe hard ze kunnen spelen. Dieren doen aan zogenaamd ‘self handicaping’: als ze spelen met een dier dat minder sterk is of minder snel is, gebruiken ze zelf ook minder kracht of gaan ze iets langzamer rennen zodat de ander ze nog kan bijhouden. Net zoals wij volwassenen doen als we met ons kind stoeien.
Zo leren de dieren elkaar kennen en zo leren ze wat ze aan elkaar hebben. Dat moet wel, want ze moeten leren hoe ze moeten samenwerken. Alleen door samen te werken en te weten waar de anders talenten liggen en daar ook gebruik van te maken, kun je slagen tijdens de jacht, om maar wat te noemen. In je eentje lukt het niet een antilope te vangen, als team lukt dat wel.
Het blijkt ook dat helemaal niet alleen de alpha reu als eerste mag eten: als de buit gevangen is stort iedereen zich erop en probeert iedereen het beste stuk te krijgen. Dat wat je hebt weten te scoren, mag je houden. Niemand pakt iets van de ander af. Als een jonge reu iets lekkers heeft en er komt een ouder dier iets te dicht in zijn buurt naar zijn smaak, zal hij grommen en zijn kostje verdedigen. Dat mag: daar wordt hij niet voor afgestraft en in zijn nek gebeten of op zijn rug gegooid.
In een roedel wolven heerst rust en harmonie. Aldoor gevechten aangaan is veel te risicovol: niet alleen degene waarmee je vecht zou gewond kunnen raken (en je hebt eigenlijk alle groepsgenoten nodig om te kunnen overleven), maar je zou zelf ook wel eens gewond kunnen raken! En dus zijn wolven eigenlijk vooral aardig en beleefd tegen elkaar. Ze hebben keurige sociale omgangsregels, gewoon omdat het belangrijk is dat iedereen weet waar hij aan toe is en om te voorkomen dat er steeds conflicten uitbreken. Eigenlijk houden wolven het, net als wij, het liefst gewoon een beetje gezellig.
Wat is jouw rol als hondeneigenaar?
Het grote probleem van het dominantiemodel is dat conflict en machtstrijd de basis is. Veel gedragsproblemen zouden volgens de dominantievisie ontstaan zijn doordat de hond de roedelleider is of in elk geval probeert dat te worden. Door als eigenaar “de baas” te zijn, zouden die problemen zich oplossen. Deze visie gaat volledig voorbij aan het feit dat veel gedragsproblemen te maken hebben met bijvoorbeeld angst en onzekerheid, een totaal andere motivatie dus dan “de baas willen zijn”.
Wat zegt dat nu over onze omgang met onze honden? In elk geval dat het onzin is dat je je hond met man en macht ‘de baas’ moet blijven. Natuurlijk geef je structuur en duidelijkheid, natuurlijk moeten er wel regels zijn en het is als ‘ouderdier’ jouw taak om je hond die regels te leren. Net zoals het jouw taak is om je hond duidelijk te maken welke omgangsregels er gelden in jullie gezin.
Eigenaren die proberen de baas te zijn, doen dit soms door duidelijke regels te stellen en consequent te zijn. Anderen gaan verder en gebruiken fysieke correcties om de baas te worden/zijn over de hond en zo ongewenst gedrag te (proberen te) voorkomen, zoals slipkettingen, elektrische stroombanden of een ruk aan de riem. Deze eigenaren zoeken zelf het conflict in feite op. Met de kennis van tegenwoordig is het logischer (en ook veiliger!) om het conflict niet aan te gaan, maar te zoeken naar de achterliggende oorzaak van het probleemgedrag. Vaak is dit complexer dan te kijken naar wie de dominante is.
Hedendaagse onderzoeken leren ons dus dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de hond de hele dag bezig is met rangorde en conflicten en dat er dus andere dingen belangrijk zijn. We hoeven ons als eigenaar dus ook niet meer zo druk te maken over dat we “de baas” moeten zijn en we de strijd met onze hond aan moeten gaan.
LET OP: dit betekent niet dat er geen regels hoeven te gelden! Een hond heeft duidelijkheid nodig om zich veilig te voelen. Consequente begeleiding van een eigenaar is dus nog steeds noodzakelijk, maar er is niets mis mee om als eigenaar je eigen regels te bedenken. We moeten voor onze honden als een soort ouders zijn, door ze leiding te geven en duidelijk te zijn wat wel en niet mag en de honden daarin opvoeden. Om dit duidelijk te maken heb je geen fysieke correcties nodig! Je hond opvoeden kan door gewenst gedrag te belonen en ongewenst gedrag te voorkomen. Als dit niet lukt (vaak omdat we als eigenaar te weinig kennis of kunde hebben), kun je ervoor kiezen om ongewenst gedrag te corrigeren, maar ook dan is het niet nodig om je hond pijn te doen. Door kennis te hebben van leerprinpices, kun je ook op andere manieren ongewenst gedrag verminderen.
Als honden van nature nou zo harmonieus zijn, als ze het dan zo graag gezellig willen houden, hoe kan het dan dat er toch echt honden zijn die veel en vaak agressie inzetten? Naar andere honden, naar vreemde mensen, naar hun eigenaar zelfs?
Agressie = dominantie?
Naar onze stellige overtuiging komt agressie eigenlijk ALTIJD voort uit angst.
Of dat nou angst is voor iets wat ze kan worden aangedaan of angst om iets te verliezen dat belangrijk voor ze is: eten, een lekkere rustplek, het eigen territorium zelfs. Vanuit het hiërarchiemodel blijkt lang niet al het gedrag van honden te verklaren. David Mech heeft in alle jaren dat hij dat onderzoek deed NOOIT waargenomen dat er een gevecht plaatsvond louter alleen om de macht. Gevechten braken uit vanwege de bescherming van de zogenaamde levensbronnen. Ter bescherming dus van dat wat belangrijk is voor het dier. En wat een dier wel of niet belangrijk vindt, is afhankelijk van het dier zelf, maar ook van de omstandigheid. Als er te weinig te eten is, is eten heel belangrijk en dus het waard om voor te vechten. Als er maar weinig veilige en schaduwrijke plekjes zijn om te rusten, dan wordt het knap belangrijk om dat plekje te verdedigen als je het eenmaal te pakken hebt.
Angst en gebrek aan vertrouwen
Honden die agressie inzetten, zijn – behalve die enkeling die ‘gestoord’ is – dus eigenlijk gewoon bang. Of op z’n minst onzeker. Ze hebben geen vertrouwen dat die vreemde het goed met ze voor heeft, ze hebben geen vertrouwen dat hun eten of botje niet wordt afgepakt, ze weten niet zo zeker of die andere hond wel aardig tegen ze zal zijn, ze hebben geen vertrouwen dat hun eigenaar ze niet zal straffen. Als je ergens bang voor bent, kun je er voor weglopen, dat is evident. Maar je kunt er ook tegen vechten. Welke strategie een hond kiest, is afhankelijk van zijn persoonlijkheid én van zijn ervaring in welke strategie wel werkt en welke niet. Hoe meer een hond ervaart dat het helpt om te grommen, hoe vaker hij die strategie zal inzetten.
Hoe kun je als baas agressief gedrag voorkomen?
Aan jou als eigenaar dus de taak om ervoor te zorgen dat je hond zo min mogelijk nare ervaringen opdoet die hem in de toekomst bang zouden kunnen maken én dat je hem helpt om in die situaties waarin hij wel bevreesd is de strategie te kiezen waar hij wat aan heeft en die voor jou of anderen niet onplezierig is.
Hoe doe je dat? Niet door hem fysiek te straffen, dat mag duidelijk zijn. Dat maakt een hond alleen maar banger én het zet de relatie onder druk. Bovendien is het gevaarlijk. Bijtincidenten blijken het meest voor te komen bij honden die door hun baas fysiek gestraft worden.
Jij als rechtvaardige coach
Voor je hond moet je geen roedelleider zijn, maar een begeleider, een coach, een rechtvaardige, behulpzame en duidelijke ouder. Vanaf het moment dat de hond bij je woont, begeleidt je hem heel zorgvuldig. Je brengt hem de regels van jullie gezin bij en laat hem die regels volgen door ze voor hem ook plezierig te maken. Je helpt hem bij het leren van de sociale omgangsvormen tussen honden onderling door hem in aanraking te brengen met leuke, sociale honden waar hij dus geen nare ervaringen mee zal opdoen en die hem kunnen leren wat de regels van het spel zijn. Je laat hem zo veel mogelijk verschillende leuke mensen ontmoeten, waar hij eigenlijk alleen maar leuke ervaringen mee opdoet. Je zorgt dat hij zich veilig bij je voelt, dat hij je vertrouwt en dat hij voldoende zelfvertrouwen ontwikkelt om de wereld aan te kunnen. Je helpt hem kortom, om binnen zijn mogelijkheden en met zijn persoonlijkheid, er het beste van te maken.
Deze informatie komt uit diverse artikelen en lezingen.
Meer informatie is te vinden op www.doggo.nl en op www.hondenlezingen.nl